HOME/ GESCHIEDENIS/ COLLECTIES/ LINKS/ CONTACT

Monumente
Monumenten

Rijksmonumenten Mierlo

St. Luciakerk

St. LUCIAKERK, gebouwd in neogotische stijl tussen 1856 en 1858 naar ontwerp van H.J. van Tulder. De kerk staat op de plek van de oude middeleeuwse kerk. De toren hiervan is ombouwd. In 1936 voegde architect C. van Moorsel er een nieuwe sacristie en kinderkapellen aan toe. Bij recente restauraties zijn de oorspronkelijke polychromie en de kerkbanken in het interieur verdwenen, een deel van de handvorm baksteen is vervangen door machinale baksteen.

Omschrijving

De kruisvormige basilicale kerk met centrale westtoren en dakruiter is driebeukig en telt tot het transept vijf traveeën. Het koor telt twee traveeën en heeft een driezijdige sluiting. De gevels zijn opgetrokken uit handvorm baksteen met vlechtingen in de topgevels bij de zijbeuken. De zadeldaken zijn bekleed met leien in maasdekking; elk venster van de zijbeuken heeft een zadeldak dat het lessenaardak ervan doorbreekt. Op de kruising van transept en schip een achthoekige dakruiter met opengewerkte spitsboogjes en een ingesnoerde naaldspits met vergulde bol en kruis. De westgevel bezit overhoeks geplaatste steunberen bekroond door hardstenen pinakels. De plint is van hardsteen. Aan weerskanten van de toren een klimmend driepasfries. De toren bestaat uit vier geledingen. In de steunberen blindnissen en hardstenen traceringen en pinakels, horizontale geleding door hardsteen cordonlijsten. In de eerste geleding een portaal in laat-gotische stijl, onder ezelsrugboog. De vleugeldeur wordt geflankeerd door een geprofileerd basement en dagkanten, hardstenen zuiltjes met pinakel, op de boog met hogels een toppinakel. De boogvulling is van hardsteen vierpasmaaswerk. In de tweede geleding bevindt zich een roosvenster met visblaastracering. Onder de cordonlijst een driepasfries. De derde geleding heeft boven een vierpasfries een lancetfries met driepas. De vierde geleding bevat galmgaten onder een spitsbooglijst. Aan de vier zijden een steile topgevel geflankeerd door dubbele uitkragende spitsen. Hierboven een zeshoekige spits met leien in maasdekking en bol, kruis en windvaan. De zij- en achtergevels hebben eenvoudige baksteen steunberen met versnijding, afzaat en waterspuwer. Hiertussen de spitsboogvensters met afzaat en verschillende neogotische kalksteen tracering en glas-in-lood. Boven de zijbeukvensters natuursteen wenkbrauwbogen. De tracering is opgebouwd uit drie lancetten, alternerend bekroond door staande en liggende vierpassen met driepas en visblaas. De transeptfaçade is gevat tussen drie keer versneden overhoeks geplaatste steunberen, eindigend in een achthoekige pijler met bakstenen spits. Het venster is opgebouwd uit drie lancetten bekroond door driepas in sferische driehoek waar boven zeslobbige rozet. Tussen het koor en transept okselkapellen. Oostelijk daarvan bevindt zich een lager aangezette koorkapel. Aan de noordzijde bevindt zich de sacristie uit 1936, met als huisnummer 4A. Tussen de zware lage steunberen bevinden zich gekoppelde spitsboogvensters met diefijzers. Boven is een balustrade opgemetseld. Het koor bezit smeedijzeren ankers ter hoogte van gewelf en raaminzet. In de gevel is een eerste steen aangebracht met tekst: DOM Primem lapidem posuit R. Vissers pastor 6 juni MDCCCLVI. De binnenmuren en gewelven zijn gepleisterd. Tussen de spitsbogen die de ruimte verdelen bundelpijlers die leiden naar de geprofileerde kruisribgewelven met bewerkte sluitstenen. In het priesterkoor bevinden zich glas-in-loodramen van Jos Menke uit Goch, daterend 1899. De vensters hebben Petrus, de H. Lucia tussen Maria en Jozef, Paulus, als onderwerp. In het schip bevinden zich grisaille ramen van F. Nicolas & Zn uit Roermond, 1896. De figuratieve elementen hierin dateren uit 1950. In de kerk horen 14 kruiswegstaties op doek thuis, geschilderd door F.G.J. Beers uit Antwerpen, tussen 1890 en 1892. Tot het kerkmeubilair hoort verder onder meer; een doopvont uit het einde van de achttiende eeuw door Jac. Pijpers, met een deksel uit ca. 1935. Voorts een eikenhouten altaartombe uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Hierbij; een tabernakel uit ca. 1935, door Zimmerman en Van Wijnhoven. Het orgel uit 1930. Orgel en orgelkas zijn niet van waarde uit het oogpunt van monumentenzorg. Tenslotte diverse heiligenbeelden. De kerk wordt deels omgeven door een lage vernieuwde bakstenen muur voorzien van oude hardstenen pijlerbekroningen.

Waardering

Het kerkgebouw met sacristie is van algemeen belang. Het heeft cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een sociale en geestelijke ontwikkeling, in het bijzonder de ontwikkeling van het katholicisme in de tweede helft van de negentiende eeuw en de vorming van parochiecentra op het platteland. Het is tevens van belang voor de geschiedenis van de nederzetting, vanwege de continuïteit van het kerkelijk gebruik die tot uitdrukking komt in de aanwezigheid van de middeleeuwse toren, welke in de neogotische kerk is opgenomen. Het heeft architectuurhistorisch belang vanwege de plaats in het werk van de architect Van Tulder, als bijzonder voorbeeld van de verwerking van motieven uit de Brabantse dorpsgotiek met elementen van de zuidelijke Neogotiek, welke Van Tulder tijdens zijn Belgische opleiding heeft leren kennen. Het gebouw heeft ensemblewaarden in samenhang met pastorie en parochiehuis. Het is gaaf bewaard gebleven en typologisch zeldzaam.

* bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed