HOME/ GESCHIEDENIS/ COLLECTIES/ LINKS/ CONTACT

Geldrop - Mierlo 1926
Wegenbelasting
Na de Eerste Wereldoorlog nam het gemotoriseerd verkeer snel toe, vaak tot groot ongenoegen van de bevolking. De inwoners van Geldrop waren wel wat gewend, maar in Mierlo klaagde men vaak over de hoge snelheden waarmee de zwarte monsters vanuit Eindhoven naar Helmond en omgekeerd door het dorp raasden. Bovendien waren de wegen in Mierlo niet van de beste kwaliteit. Bij droog weer veel stofwolken en bij nat weer veel opspattende modder. Volgens de plaatselijke verordening mochten motorrijwielen en fietsen in de bebouwde kom niet harder dan 20 km per uur rijden. De controle hierop was echter moeilijk, want daarvoor had je twee veldwachters en een chronometer nodig!
Een wegwerker kreeg de opdracht om in augustus en september zes weken lang, één dag per week en iedere week op een andere dag in Mierlo een verkeerstelling te houden tussen acht uur ’s morgens en acht uur ’s avonds. De telling werd gehouden langs de provinciale weg die toen nog door het dorp liep. Hij telde gemiddeld 200 auto’s en ruim 1.600 fietsers per dag.
De toename van het verkeer noodzaakte de overheid tot aanleg van nieuwe wegen en verbetering en onderhoud van bestaande wegen. Daarom werd in 1926 de Wegenbelastingwet ingesteld om een Wegenfonds van de nodige gelden te voorzien. In 1934 werd deze wet omgedoopt tot de Motorrijtuigenbelastingwet.

Water.
Het jaar 1926 begon als een rampjaar. Tijdens de jaarwisseling brak tussen Grave en Overasselt een dijk van de Maas door. Een groot gebied tussen Maas en Waal kwam onder water te staan. Drieduizend huizen werden beschadigd of verwoest.
Ook in onze omgeving was het erg nat. Zo nat zelfs dat in het slachthuis van Eindhoven niet gewerkt kon worden. Veel varkens werden in vrachtwagens naar het vorig jaar geopende slachthuis in Geldrop vervoerd. De pas aangelegde Slachthuisstraat was nog niet verhard, waardoor de wagens vastreden in de modder.
Het leverde voor veel toeschouwers een vermakelijk schouwspel op toen de tientallen varkens uit de veewagens gehaald werden en door het slijk naar hun eindbestemming gedreven moesten worden.
Ook de gemeente Mierlo kreeg later in het jaar problemen met de hoge waterstand in het Grote Goor. Dit gebied, gelegen tegen de grens met Helmond en de Zuid Willemsvaart, leverde jaarlijks door grasverpachting een aanzienlijk bedrag op voor de gemeentelijke schatkist.
De problemen werden veroorzaakt door slecht onderhoud van de Goorloop op Helmonds grondgebied en een bermsloot van het Rijk. De gemeenteraad besloot het gemeentebestuur van Helmond en het Waterschap aansprakelijk te stellen voor een schade van ƒ 662,50, het bedrag dat zij mistte omdat er nauwelijks gras verpacht kon worden. De raad van Helmond had het onderhoud van de Goorloop uit de begroting geschrapt omdat zij zich niet verplicht voelde hiervoor zorg te dragen. Ook het Waterschap was zich van geen schuld bewust. Nog voordat de boze brief uit Mierlo in de raad van Helmond behandeld werd, begon men met het vegen van de Goorloop. Hoewel Gedeputeerde Staten bepaalde dat Helmond de verplichting had de afwatering tijdig te zuiveren, werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Mierlose raad vond het een bijzonder kwalijke zaak dat de burgemeester van Helmond tevens watergraaf was van Waterschap “Het stroomgebied van de Aa”.

Tyfus en waterleiding.
In februari werden in Mierlo-Dorp, in de directe omgeving van de kerk enkele gevallen van tyfus geconstateerd. Een vrouw van 42 en een man van 38 jaar, een echtpaar, overleden enkele weken later. In het Antonius Gasthuis in Helmond lagen op dat ogenblik nog vijf andere personen met dezelfde ziekteverschijnselen. In Mierlo werden collecten gehouden om uit de opbrengst daarvan H. Missen te laten lezen “voor een spoedige genezing van de typhuslijders en tot wering van deze gevaarlijke ziekte”. De vrouwen en de meisjes van de Congregatie hielden een bedevaart naar Meerveldhoven. De inwoners werden gewaarschuwd tegen het verontreinigen van het water, “bijv. het verdrinken van een hond in het Eindhovensch Kanaal”, omdat deze ziekte vaak veroorzaakt werd door slechte hygiëne of slecht drinkwater.
Eind mei leek het gevaar geweken. In de bijzondere meisjes- en bewaarschool van de Zusters Franciscanessen, die vlak achter de kerk stond, werden na een weken lange sluiting weer lessen gegeven. In september stak de ziekte opnieuw de kop op. Uit één gezin werden moeder en twee kinderen opgenomen. Dit drama bracht de aanleg van waterleiding in Mierlo en Geldrop weer wat dichterbij. Vanwege de kosten was er weinig animo bij de bevolking om zich aan te laten sluiten op de waterleiding, bovendien zag men de noodzaak ervan niet zo in. In een Geldropse raadsvergadering vroeg raadslid Jansen zich af “of er eerst ongelukken moeten gebeuren zooals in Mierlo, alvorens de ingezetenen worden verplicht tot aansluiting”. In de raden van beide gemeenten werden niet echt knopen doorgehakt. Mierlo gaf opdracht aan het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening om advies uit te brengen over de te nemen maatregelen. Geldrop vroeg aan de Gezondheidscommissie Eindhoven een onderzoek in te stellen naar de kwaliteit van hun drinkwater, maar zocht tegelijkertijd ook naar mogelijkheden om het aansluiten voor de bewoners zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Het zou toch nog enige jaren duren voordat de inwoners op grote schaal aangesloten waren op de waterleiding.

Vakbonden en stakingen.
De bonden waren zeer actief, toch waren veel arbeiders niet georganiseerd. Op zondag 20 juni vond in Geldrop een grote openluchtmeeting plaats van de R.K. Werkliedenverenigingen uit o.a. Geldrop, Mierlo, Helmond, Eindhoven, Valkenswaard, Deurne, Eersel, Budel, enz. In optocht trokken de verenigingen met hun vaandels, begeleid door diverse harmonieën, door Geldrop. De stoet liep over Kleinbraakhuizen door de Terborghstraat naar Grootbraakhuizen waar op het pleintje aan de splitsing Goorstraat-Sluisstraat een drietal sprekers het belang van een lidmaatschap van de vereniging benadrukte. Naar schatting namen 3.000 mensen deel aan de optocht. De bijeenkomst werd afgesloten met een plechtig lof in de kerk.
Een maand later bleek al de belang van een lidmaatschap. In Mierlo raakten arbeiders in conflict met hun werkgever, de fa. W. Swinkels, vanwege de slechte arbeidsomstandigheden. Werknemers tussen de 21 en 25 jaar verdienden tussen de ƒ 12,- en ƒ 14,- per week. Het inkomen werd sterk bepaald door toeslagen. Juist deze toeslagen wilde de werkgever beperken. Bovendien moest iedereen een minimum aantal producten maken. Werd deze norm, die erg hoog lag, niet behaald dan volgde ontslag. Swinkels had textielfabrieken in Helmond, Mierlo en Deurne. Het Hoofdbestuur van de Textielbond St. Lambertus stelde een ultimatum, maar de nieuwe arbeidsvoorwaarden die de werkgever vervolgens aanbood waren nog slechter dan de bestaande. Prof. Aalberse werd als rijksbemiddelaar aangesteld, echter zonder resultaat. Op 16 augustus brak er in Mierlo een staking uit, later zou Deurne volgen. De georganiseerde arbeiders ontvingen een uitkering. Voor de niet-georganiseerden werd een steunregeling op touw gezet. In allerlei gemeenten werden collecten gehouden om ook de ongeorganiseerden wat inkomen te verschaffen. Geen inkomen betekende immers dat zij eerder zouden toegeven aan de voorwaarden van de werkgever. De stakers kwamen twee keer in de week voor een vergadering bijeen in het Patronaat. De mannen om 09.00 uur en de “meisjes” om 10.30 uur. Op 8 september had in Den Haag, onder leiding van de rijksbemiddelaar, een gesprek plaats tussen de werkgever en vertegenwoordigers van de Textielarbeidersbond. Nu kon men wel tot een akkoord komen. De kortingen op de toeslagen werden teruggedraaid en de minimum productienorm teruggebracht. De eis om uitbetaling van de algemeen erkende christelijke feestdagen en drie betaalde vakantiedagen voor gehuwden en kostwinners werd door de fa. Swinkels niet ingewilligd. Op 14 september werden de werkzaamheden in de fabriek weer hervat.

Onderwijs.
In het onderwijs gebeuren ieder jaar wel weer bijzondere dingen.
In Geldrop vierde H. de Kort, hoofd der school in de Stationsstraat, zijn 40 jarig onderwijzersjubileum. Een feestcommissie wilde een groot succes van deze dag maken. De Kort had zich op allerlei terreinen verdienstelijk gemaakt voor de Geldropse bevolking. Hij trad ook op als kassier van de plaatselijke Boerenleenbank. De gemeenteraad was zelfs bereid om een subsidie van ƒ 50,- ter beschikking als tegemoetkoming in de kosten van dit feest.
Het hoofd van de openbare lagere school van Zesgehuchten P. van de Laar was ook kassier van de Boerenleenbank. Toen hij ziek werd hoefde hij in school blijkbaar niet vervangen te worden. Zijn werkgever, het gemeentebestuur, kwam er achter dat hij zonder toestemming een assistent “in dienst” had.

Hoofdonderwijzer P vd Laar

Ook in Mierlo gebeurde van alles. Na veel overleg besloot het gemeentebestuur de school in het dorp met één lokaal uit te breiden. Tot dat ogenblik gaven twee onderwijzers les in één lokaal. Van deze gelegenheid werd meteen gebruik gemaakt om de kachels te vervangen door centrale verwarming. Mevrouw Van de Meulenhof nam ontslag als schoonmaakster en stookster in deze school. Het hoofd van de school wilde ook wel wat bijverdienen en nam deze taak over tegen een vergoeding van ƒ 115,- per jaar voor het schoonhouden van de lokalen en ƒ 60,- per jaar voor het bedienen van de centrale verwarming. Voor het schoonmaken van de lokalen zal hij ongetwijfeld zijn “personeel” gehad hebben.