Geldrop - Mierlo - Zesgehuchten
1921
De malaise in
de textielindustrie was in de
eerste maanden van 1921 groot.
De productie lag stil of was
sterk ingekrompen. Vele inwoners
van onze gemeenten verdienden in
deze tak van industrie de kost.
In Mierlo probeerde men de
ellende te verzachten door
tientallen werklozen met
overheidssteun in te zetten bij
het ontginnen van hectaren
heidegebied.
Het belangrijke nieuws werd ook
in 1921 bepaald door de
annexatie en door de
activiteiten van Lustoord
Molenheide. Deze gebeurtenissen
werden echter overschaduwd door
een grote brand in de
Marktstraat in Mierlo.
Ramp in de Marktstraat.
Op zaterdag 27 augustus, om
kwart over elf, sloegen
plotseling de vlammen uit het
dak van een blok huizen aan de
Marktstraat in Mierlo. De
huisjes waren gebouwd in 1714.
In een balk boven de deur was
een rijmpje gekapt: “it hvis is
beridt. Wel voor eenen tidt.
Maar niet voor eevwigheit” en in
de balk boven het raam stond:
“Dit huis is gebouwd door
menschenhanden. God wil het
bewaren voor branden. Afgebrand
en opgebouwd 1714; 6, 7.”. Door
de tamelijk harde wind sloeg het
vuur over naar omliggende
huizen. In korte tijd brandden
29 woningen, bewoond door 30
gezinnen, voor het grootste deel
tot de grond toe af.
De Mierlose brandspuiten konden
weinig uitrichten. Toen zij op
de plek des onheils aankwamen
was er geen water. De zomer van
1921 was warm en het had
nauwelijks geregend. De
brandkuilen stonden droog. In
juni had raadslid Steenbakkers
nog opmerkingen gemaakt in de
raadsvergadering over de slechte
toestand van de brandkuilen, met
name in de Marktstraat, die vaak
als afvalkuil gebruikt werden.
Er werd een Comité tot
Steunverlening opgericht met
burgemeester Verheugt als
voorzitter en J. de Winter,
pastoor in Mierlo-Dorp en
burgemeester Fleskens van
Geldrop, tevens lid van de
Tweede Kamer, als
ere-voorzitters. Er werden veel
advertenties in de krant
geplaatst, gericht aan
“Milddadige Landgenooten” en
niet tevergeefs. Na twee maanden
was er vanuit heel Nederland al
ongeveer ƒ 12.000,- binnen.
Daags na de brand, het was
zondag, werd Mierlo overspoeld
met ramptoeristen. Het
gemeentebestuur ging daar heel
creatief mee om. In plaats van
het rampgebied af te sluiten,
plaatste zij op allerlei plekken
een offerbus. Het zien van de
echte beelden zou de beste
aansporing zijn om voor de
gedupeerden diep in de buidel te
tasten en dat gebeurde ook. Er
werden zelf bezoekers
gesignaleerd uit Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag.
Ook in die tijd genoten de
banken niet alle vertrouwen bij
het publiek want onder de
afgebrande huizen kwamen 84
rijksdaalders, 10 gouden
tientjes, een gouden vijfje en ƒ
1.000,- vandaan.
Annexatie.
Begin 1921 telde Geldrop bijna
3.700 inwoners en Zesgehuchten
iets meer dan 1.300. Het
samengaan van de beide gemeenten
werd in de “Wet van 29 april
1921 tot vereniging van de
gemeenten Geldrop en
Zesgehuchten” geregeld. De
minister van Binnenlandse Zaken
verzocht A.N. Fleskens, die al
burgemeester van Geldrop en
Zesgehuchten was, met ingang van
1 mei 1921 burgemeester te
worden van de samengevoegde
gemeenten.
De raad van Zesgehuchten kwam in
1921 nog twee keer in
vergadering bijeen, waar
eigenlijk alleen nog maar
gesproken werd over de bouw van
een meisjesschool. Gedeputeerde
Staten bepaalde dat de eerste
vergadering van de nieuwe
gemeenteraad gehouden moest
worden op 13 augustus. Het
eerste besluit van de raad was
dat er in 1921 geen kermis
gehouden zou worden. De raad van
Mierlo nam enkele weken later
dezelfde beslissing vanwege de
grote brand van 27 augustus.
Het samengaan was voor het
gemeentebestuur aanleiding om
het herenhuis van de fam.
Schellens-Eijcken in de
Hofstraat aan te kopen. De
verbouwing van het pand tot
gemeentehuis kwam in handen van
de Eindhovense architect Kooken.
Vervoer
Ten gevolge van de
aanleg van de spoorlijn van
Eindhoven naar Weert in 1913 nam
de belangstelling voor het
personenvervoer met de
paardentram tussen Geldrop en
Heeze snel af. In 1921
werden dagelijks nog slechts
vier ritten vanuit Geldrop
verzorgd en op 1 juli werd de
paardentram Geldrop-Heeze
officieel opgeheven.
Molenheide.
Het thema van 1921 was
“muziekfestival”. In de periode
van 1 mei tot en met 21 augustus
traden tientallen
muziekgezelschappen tot uit de
verre omtrek op. De opening werd
verzorgd door de Kon.
Stadsharmonie “Phileutonia” uit
Helmond en de sluiting door de
Philips Harmonie uit Eindhoven.
Ook Molenheide leed onder de
droogte. Er werd een nortonput
geslagen om het water van het
Galgenven een beetje op peil te
houden.
De nieuwste attractie was de “varkensvangerij”.
In een ruimte met een doorsnee
van ongeveer 100 meter werden
enkele biggen losgelaten.
Geblinddoekte deelnemers mochten
het varkentje dat zij vingen
houden. Dit blijkbaar
lachwekkend spektakel trok veel
bezoekers.
Op vlieggebied was 1921 geen
gelukkig jaar. In april sloeg
vliegenier Straszer bij een
proefvlucht met de vliegmachine
van burgemeester Albers
Pistorius over de kop. De
machine werd zwaar beschadigd,
Strazser was slechts licht
gewond. Hierdoor konden er
voorlopig geen
passagiersvluchten verzorgd
worden. Na de reparatie werd de
prijs voor een vlucht verlaagd
naar ƒ 15,- om de interesse bij
het publiek weer op te wekken.
De schrik voor een vliegtocht
probeerde men weg te nemen door
de mededeling “Met het oog op de
bekende capaciteiten van dezen
vermaarden vliegenier is gevaar
totaal uitgesloten”.
Bij het uit de hangar halen van
het vliegtuig raakte 30 jarige
Georg Straszer gewond aan zijn
voet. De demonstraties werden
afgelast. In september toonde de
Franse oorlogsvliegenier
Duchereux zijn vliegkunsten,
maar het nieuwtje van deze dure
attractie was over.
|
|