HOME/ GESCHIEDENIS/ COLLECTIES/ LINKS/ CONTACT

Geldrop - Mierlo - Zesgehuchten 1912
Verkeersverbindingen.
Het provinciaal bestuur stimuleerde op allerlei manieren de aanleg van goede verkeersverbindingen. Gemeenten werden regelmatig verzocht aan deze projecten mee te werken. Zesgehuchten en Geldrop kregen in 1912 het verzoek financieel bij te dragen aan de te ontwerpen kunstweg Woensel-Tongelre-Zesgehuchten-Geldrop. De provinciale weg zou vanaf de Hulsterbrug onder het spoorwegviaduct door naar de kerk van Zesgehuchten lopen en vandaar via Hoog-Geldrop en de Laarstraat aansluiting hebben met de rijksweg Eindhoven-Weert. Iedereen zag het belang van deze weg in, waardoor de goedkeuring geen probleem vormde.
Anders verliep het met het verzoek aan de gemeente Geldrop om een bijdrage te leveren aan de stoomtram Heeze-Budel. Na veel gepraat besloot de raad van Geldrop ƒ 2.000,- te geven als Heeze zelf minimaal ƒ 3.000,- zou betalen. Toen achteraf bleek dat deze gemeente maar ƒ 1.000,- wilde bijdragen, ontstond opnieuw een discussie in de Geldropse raad. Burgemeester Fleskens, die ook lid was van Provinciale Staten en de Tweede Kamer, had veel invloed en keek niet alleen naar het plaatselijk belang. Hij wist zijn raad te overtuigen van de voordelen van goede verkeersverbindingen. Onder voorwaarden gingen de raadsleden akkoord met een bijdrage van ƒ 2.000,-.
Toch was er veel kritiek op de stoomtram. De industriëlen vonden deze vorm van vervoer veel te duur. Het was voor hen goedkoper een voerman de goederen naar een spoorwegstation te laten brengen dan gebruik te maken van de stoomtram. Ook de middenstanders hadden grote bezwaren. Zij merkten dat veel van hun klandizie inkopen gingen doen in Eindhoven en Helmond. De omzetten op de jaarmarkten in Mierlo en Geldrop liepen terug, ondanks de premies die aan de standhouders werden uitgereikt.
In Mierlo vond men dat de trammaatschappij zich niet aan de regels hield. Bij iedere bocht en overweg moest een signaal gegeven worden, maar op het gevaarlijke punt bij de Broekstraat gebeurde dat niet. De verlichting van de laatste wagons was vaak slecht en de bestrating tussen de rails deugde niet.
De aanleg van de spoorlijn Eindhoven-Weert vorderde in 1912 snel. Het aantal arbeiders nam af, waardoor de fabriek in de Helze leegstroomde. Het gebouw in de Helze was inmiddels aangekocht door de firma De Wit uit Helmond, die er dekens ging fabriceren. In september werkte er al 70 mensen.
In februari was het stationsgebouw met overkapping, goederenloods, enz. aanbesteed voor ƒ 136.000,-.

Jaarwedden en gratificaties.
In de drie gemeenten werden discussies gevoerd over de jaarwedden van de burgemeester, secretaris, onderwijzers en veldwachters.
In Zesgehuchtense raad was een korte discussie. In verband met de benarde financiële situatie werd een verhoging weggestemd. In Mierlo werden de jaarsalarissen verhoogd tot ƒ 700,- voor de burgemeester en ƒ 900,- voor de secretaris.
De discussies in Geldrop waren heftiger. Fleskens had nogal wat functies, hij was burgemeester van Zesgehuchten en burgemeester en secretaris van Geldrop. Na veel discussie werd besloten de jaarwedde van de burgemeester beperkt te verhogen. De salarissen van de onderwijzers werden aantrekkelijker gemaakt. Mierlo stelde de aanvangssalarissen ƒ 75,- boven het wettelijk minimum. Men had pas nog een advertentie geplaatst voor een onderwijzer op het Hout en daar waren geen sollicitanten op gekomen.
De Geldropse raad besloot H. van Mol, veldwachter van Zesgehuchten een gratificatie van ƒ 100,- te geven omdat hij zoveel diensten voor de Geldrop verricht had, zelfs ’s nachts. De jaarwedde van de eigen veldwachter werd, in verband met de gestegen kosten van de afgelopen jaren, verhoogd met ƒ 75,-, ondanks dat zijn ijver niet voldoende was.

Lief en leed.
Op 12 augustus vierde Geldrop feest. De Hooggeb. Weled. Heer Baron van Tuijll van Serooskerken, burgemeester van Voorburg, keerde terug naar Geldrop. Hij werd om 12 uur met kanongebulder, klokkengelui en stoomgefluit ingehaald. Een optocht, met daarin vertegenwoordigers van allerlei organisaties, stond opgesteld op de Nieuwendijk. De straten waren rijk versierd. Het hele dorp was bij het feest betrokken. Als dank voor deze ontvangst schonk de baron het Algemeen Armbestuur ƒ 400,-, de St. Vincentiusvereniging ƒ 50,- en de Elisabethvereniging ƒ 50,-.

Enkele dagen later was heel Mierlo in rep en roer in verband met een moordaanslag. Een vrouw had vanuit een schuur door een gat in de muur op haar buurvrouw geschoten die bij de ingang van de kelder stond. “De kogel drong in de borst en was hij niet afgeschampt op een rib, dan had de dood onmiddellijk in moeten treden. Nu kan men slechts van zeer zware verwonding spreken, daar de kogel naar beneden is afgeslagen”. Veldwachter Leenen ging op onderzoek uit en vond de revolver in de kachelschuif onder de as. In het pistool zaten nog 5 scherpe patronen. De vrouw, moeder van vier kinderen en in verwachting van de vijfde, werd gearresteerd. Zij “toonde vrij groote onverschilligheid” bij het zien van het slachtoffer. De daderes zou gehandeld hebben uit wraakzucht.