Geldrop - Mierlo - Zesgehuchten 
				1908
								
												Het jaar 1908 
												begon midden in een strenge 
												winter. Op verschillende 
												plaatsen vroren de bomen open en 
												op de eerste zondag van het 
												nieuwe jaar schaatsten op Hulst, 
												bij het Eindhovens Kanaal drie à 
												vierduizend mensen op het ijs 
												van de ondergelopen weilanden. 
												Velen waren met de tram gekomen. 
												In deze koude periode waren er 
												opmerkelijk veel sterfgevallen. 
												 
												Een van de belangrijkste 
												gebeurtenissen in dit jaar was 
												de ziekte en het overlijden van 
												de Geldropse burgemeester 
												Christiaan Jacobus Ter Borgh. 
												Hij was een geboren 
												Geldroppenaar, die aanvankelijk 
												als onderwijzer werkzaam was. In 
												1857, hij was toen 26 jaar, 
												vroeg hij een vergunning aan om 
												in Geldrop een kostschool der 2e 
												klasse voor Jonge Heren op te 
												richten. In deze school 
												verzorgde hij onderwijs voor 
												leerlingen die van heinde en 
												verre kwamen. Toen hij op 22 
												juni 1908 overleed was hij 34 
												jaar burgemeester. Enkele dagen 
												later werd hij onder grote 
												belangstelling van de 
												plaatselijk bevolking begraven. 
												In de begrafenisstoet liepen 
												behalve familieleden ook het 
												gemeentebestuur, Baron van 
												Tuijll van Serooskerken, 
												collega’s, vertegenwoordigers 
												van verenigingen, schoolkinderen 
												en vele anderen mee. De 
												gaslantaarns langs de weg naar 
												het kerkhof waren ontstoken en 
												met crêpepapier omfloerst. Op de 
												begraafplaats werd door de 
												Liedertafel het lied “Op het 
												kerkhof” gezongen, “waardoor 
												velen zichtbaar bewogen en menig 
												traan in stilte werd weggepinkt. 
												Op uitdrukkelijk verlangen van 
												den overledene wien alle 
												wereldsche grootheid vreemd was 
												en die in alles nederig bleef, 
												dekten geen kransen de lijkbaar 
												en werd bij de geopende groeve 
												geene grafrede gehouden”.
																
																				  
																				Burgemeester Christiaan Jacobus Ter Borgh | 
																 
												 
												 
												In Zesgehuchten overleed 
												Johannes Roest. Hij was van 1870 
												tot kort voor zijn dood 
												gemeentesecretaris. 
												In Mierlo-Hout overleed Overste 
												Maria Aloysia. De zusters van 
												Schijndel leidden op Het Hout de 
												meisjesschool en het 
												Liefdegesticht St. Alphonsus. 
												Zuster Maria Aloysia, Josina van 
												Kasteren, was hoofd van deze 
												school en had veel bijgedragen 
												aan de bloei van het 
												Liefdegesticht. Haar dood op 43 
												jarige leeftijd maakte diepe 
												indruk op de bevolking. 
												 
												Twee maanden na het overlijden 
												van burgemeester Ter Borgh waren 
												in Geldrop opnieuw veel mensen 
												op de been. Op 27 augustus 
												bracht Z.K.H. Prins Hendrik een 
												bezoek aan het kasteel van Heeze. 
												Rond half een reed hij over het 
												Bogardeind. Tegenover het 
												Bondsgebouw kreeg zijn auto een 
												lekke band, waardoor de 
												aanwezigen de kans kregen de 
												Prins van dichtbij uitgebreid te 
												bewonderen. Zijn verblijf in de 
												Parel van Brabant was niet van 
												lange duur. Om vier uur kwam 
												hij, op weg naar huis, opnieuw 
												door Geldrop. 
												Twee weken later werd Fleskens, 
												hij was al burgemeester van 
												Zesgehuchten, als burgervader 
												van Geldrop ingehaald. Het hele 
												dorp was versierd met vlaggen. 
												Fleskens werd in de prachtige 
												statiekoets van Baron van Tuijll 
												van Serooskerken door de 
												gemeente gereden. De koetsiers 
												waren in kostbare uniformen 
												gekleed. De baron, die 
												burgemeester in Voorburg was, 
												verbleef op dat moment in 
												Geldrop. 
												 
												Ook in Zesgehuchten was wat te 
												vieren. Het gilde “St. Joris” 
												vierde haar 400 jarig bestaan. 
												Er werd een groot concours op 
												touw gezet. De hoofdprijzen 
												waren niet door de minsten 
												beschikbaar gesteld. De 1e 
												prijs, een groot massief 
												zilveren medaille, werd 
												geschonken door H.M. de 
												Koningin. Ook Z.K.H. prins 
												Hendrik, beschermheer Baron van 
												Tuijll van Serooskerken en 
												burgemeester Fleskens stelden 
												medailles ter beschikking. De 
												deelnemende verenigingen kwamen 
												van heinde en ver: Tilburg, St. 
												Agatha, Rijen, Siebengewald, 
												enz. De koninklijke prijzen 
												gingen naar het gilde St. 
												Hubertus en de 
												scherpschuttersvereniging “De 
												Transvaalsche schutters”, beide 
												uit Gemert.  
												 
												In Zesgehuchten vond de 
												aanbesteding plaats voor de bouw 
												van een nieuwe school met 3 
												klaslokalen, een overdekte 
												speelplaats, gymnastiekzaal en 
												onderwijzerswoning. De oude 
												school verkeerde in zeer slechte 
												staat. Het werk werd gegund aan 
												aannemer Vroonhoven, maar de 
												bouw verliep zo traag dat het 
												nog tot 1910 duurde voordat de 
												school in gebruik genomen kon 
												worden. 
												Om de bouw van de school te 
												kunnen bekostigen verkocht de 
												gemeente meer dan 100 eiken- en 
												Canadabomen, vooral op Riel. Op 
												Genoenhuis en Geijzenrooij 
												werden twee dennenbossen 
												verkocht. De verkoop van 
												gemeente-eigendommen kwam in 
												Mierlo vaak voor. Tal van 
												projecten werden gefinancieerd 
												uit de opbrengst van de verkoop 
												van gronden en bomen. De 
												gemeente Mierlo was eigenaar van 
												meer dan 512 ha grond, 
												Zesgehuchten van bijna 9 ha. 
												Geldrop bezat nog geen 2 ha en 
												had dus ook nauwelijks iets te 
												verkopen.  
												 
												In 1908 deden zich enkele 
												opmerkelijke gebeurtenissen 
												voor. 
												Tussen Zesgehuchten en Heeze lag 
												een buurtschap genaamd “De 
												Meel”. Er stonden slechts enkele 
												boerderijen. De landbouwgrond 
												was van zeer slechte kwaliteit. 
												Langzaam maar zeker trok de ene 
												na de andere boer weg om elders 
												meer en betere vruchten te 
												verbouwen. Bij de afbraak van 
												een oud huis, eigendom van de 
												baron, vond men in de kelder een 
												pot met zilveren geldstukken. 
												Het geld dateerde uit de 17e 
												eeuw. Tenslotte raakten alle 
												huizen in de Meel in verval en 
												verdwenen in de loop der jaren. 
												 
												Op Tweede Pinksterdag vond in 
												Mierlo een bloemencorso plaats. 
												Het feest werd mede opgeluisterd 
												door de Geldropse harmonie “La 
												réunion musicale”. Allerlei 
												verenigingen, ook van buiten 
												Mierlo dongen mee naar de 
												prijzen. De eerste prijs ging 
												naar een Geldropse vereniging.
												 
												Het corso was tot stand gekomen 
												op initiatief van de zeer 
												actieve wielerclub “Onderling 
												kunstgenot”. Vanuit de zaal van 
												de wed. van Kemenade 
												organiseerde deze vereniging 
												niet alleen wielerwedstrijden, 
												maar ook wedstrijden in komische 
												voordrachten en zo ook het 
												bloemencorso. Dat betekende niet 
												dat de leden van de wielerclub 
												geen echte fietskunstenaars 
												waren. Enkele weken later hield 
												fietsclub “De Zwaluw” in Geldrop 
												op hun goedingerichte wielerbaan 
												wedstrijden, waarbij “Onderling 
												kunstgenot” een tweede prijs in 
												de categorie “ringsteken” in de 
												wacht sleepte. De leden van de 
												Mierlo-Houtse vereniging “De 
												Postduif” deden het nog beter. 
												Zij haalden de eerste prijs 
												zowel in de categorie “langzaam 
												rijden” als in “rijden met 
												hindernissen”.  
												 
												De drie dorpen werden ook in 
												1908 getroffen door minder 
												prettige gebeurtenissen. 
												Begin maart reed boer Johannes 
												Klomp vanuit Mierlo-Hout naar 
												Lieshout. Samen met zijn vrouw 
												en het echtpaar Van Vijfeijken 
												gingen zij met de kar 
												boodschappen doen. Tegen 9 uur 
												reden zij naar huis. Tussen 
												Stiphout en Mierlo-Hout ging hun 
												lantaarnverlichting uit. Het was 
												pikdonker. Klomp raakte de weg 
												kwijt. Ongeveer honderd meter 
												voorbij de boerderij van Peer 
												Klaassen lag een oude brandkuil, 
												die langs de weg gegraven was en 
												vol met water stond. De voerman 
												raakte van de weg, de kar 
												kantelde en viel in de 
												brandkuil. Het paard werd 
												meegesleurd. De zonen van boer 
												Klaassen werden gewaarschuwd 
												door het angstige hulpgeroep. 
												Zij renden naar de plaats des 
												onheils. Zij vonden Johannes 
												Klomp aan de rand van de kuil. 
												Met vereende krachten slaagden 
												zij er in het paard uit te 
												spannen en de kar op het droge 
												te trekken. Maria van Mierlo, de 
												vrouw van Klomp werd onder de 
												kar vandaan gehaald. Zij was al 
												overleden. Het echtpaar Van 
												Vijfeijken was ongedeerd. Boer 
												Klomp werd met een beenbreuk 
												afgevoerd naar het Gasthuis in 
												Helmond waar zijn been gezet 
												werd. Burgemeester Panken had 
												het er druk mee. Hij regelde 
												enkele verlofdagen voor zoon 
												Johannes die op dat tijdstip bij 
												de infanterie in Breda zijn 
												dienstplicht vervulde en stelde 
												de kantonrechter in Helmond in 
												kennis van het feit dat vader 
												Klomp niet voor de rechtbank kon 
												verschijnen om de toeziende 
												voogdij voor zijn minderjarige 
												kinderen te regelen. De 
												ongelukkige Klomp bleef met 12 
												kinderen achter. 
												In Geldrop deed zich een 
												materiële ramp voor. Op 3 juli 
												brandde de stoombontweverij van 
												de firma A.C.M. van Gerdinge aan 
												de Nieuwendijk af. Het gelui van 
												de kerkklokken bracht de 
												dorpelingen op de hoogte van de 
												ramp. De correspondent van de 
												Meijerijsche Courant schreef: 
												“Het is voor het werkvolk weder 
												een zware slag die haast niet te 
												overzien is. Een kleine honderd 
												personen vonden daar hun werk en 
												zijn nu wie weet hoe lang, daar 
												de tijden slap zijn, zonder 
												verdiensten”. 
												Op Zesgehuchten viel de 
												boerderij van P. Geven in de 
												Putten ten prooi aan het vuur. 
												Het hele huis werd in de as 
												gelegd. Het vee kon gered 
												worden, maar 12 kippen lieten 
												het leven. Gelukkig kwamen er in 
												de armlastige gemeente niet al 
												te veel branden voor. Bij deze 
												brand bleek dat er nauwelijks 
												water voorhanden was en dat de 
												brandspuit niet werkte.  
												 
												 
												 | 
								 
				 
				 
				 |